Knippen in vakbondsvergoedingen

Een vrijgestelde vakbondsmedewerker verricht voltijds syndicaal werk, en wordt daarvoor betaald door de nationale spoorbedrijven. In 2025 gaat het om 56 vrijgestelden, verdeeld over 32 bij ACOD, 20 bij ACV en 3 bij VSOA. In 2024 waren dat er 58. De loonkost voor deze medewerkers bedroeg vorig jaar 4.637.574 euro.

Daarnaast ontvangen de spoorvakbonden ook een syndicale dotatie. In 2024 ging het om meer dan 3,5 miljoen euro, zo blijkt uit cijfers die Cuylaerts opvroeg. Een flink deel van die dotatie belandt in de stakingskas van de vakbond. Uit die pot worden dan de vakbondspremies betaald voor stakend personeel.

Recordaantal stakingsdagen

De spoorvakbonden organiseerden op amper een half jaar tijd al 26 stakingsdagen, het hoogste aantal sinds jaren. Alleen al op 16 en 17 maart legden 4.873 medewerkers het werk neer. Tijdens de nationale staking van 31 maart liep dat aantal nog op tot 5.312 personeelsleden, goed voor 30 procent van het spoorpersoneel.

Opvallend zijn ook de regionale verschillen daarbij. In Wallonië staakte op die recorddag 42 procent van de werknemers, terwijl langs Vlaamse kant het aantal stakers het nationale gemiddelde volgt. Brussel heeft procentueel minder stakend spoorpersoneel omdat daar gemiddeld meer administratieve functies en minder operationele jobs ingevuld worden.

Cuylaerts kan begrip opbrengen voor het stakingsrecht van het spoorpersoneel, maar minder voor het aantal dagen waarop de vakbonden ook effectief stakingen organiseerden. Pendelaars, scholieren en studenten mochten de eerste helft van 2025 té vaak hun overstappen missen of in overvolle treinen terechtkomen. “De reiziger is keer op keer de dupe van deze vakbondsacties. En dat allemaal op kosten van de belastingbetaler”, besluit Cuylaerts.